In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een installatie kunt toevoegen aan CARS. Wanneer een installatie is toegevoegd, wordt deze onder andere getoond in de Installatie-tegel op de Procespagina. 

Gebruikers kunnen een installatie pas bekijken als deze aan hen is toegewezen. Klik hier voor meer informatie.


1. Ga in het linkermenu naar Instellingen.

2. Klik daaronder op Installaties.

3. Klik rechtsboven op Nieuwe installatie.


4. Vul de gewenste gegevens in.

Actief

Als de installatie actief is, betekent dit dat de bijbehorende data opgehaald wordt in CARS. Als de installatie inactief is, wordt er geen data opgehaald in CARS. De installatie wordt dan in CARS weergegeven als Offline. Schuif het balkje naar rechts voor actief en naar links voor inactief. 


Naam

Wijzig hier de naam van de installatie naar eigen keuze. 


Installatietype

Klik in het vak onder Installatietype op het pijltje aan de rechterkant. Selecteer in het dropdown menu het installatietype. 

Installatietypes kunt u toevoegen en wijzigen onder Instellingen Installatietypes.


Locatie

Klik op het pijltje aan de rechterkant om een locatie uit de lijst te kiezen. Of klik op + om een nieuwe locatie toe te voegen. Ga naar Locatie toevoegen voor gedetailleerde informatie over het toevoegen van een nieuwe locatie.


Tags

Optioneel: door tags toe te voegen aan installaties, kunt u uw installaties eenvoudig terugvinden door te filteren op deze tags. Klik op het pijltje aan de rechterkant om een tag uit de lijst te kiezen of klik op + om een zelfgekozen tag toe te voegen.


Opmerkingen

Optioneel: hier kunt u eventuele bijzonderheden over de installatie toevoegen.


Geavanceerd

Klik op Geavanceerd om de opties eronder te tonen. Hieronder worden deze opties toegelicht. De instellingen onder Geavanceerd zijn optioneel om in te vullen.


5. Klik op Opslaan om de gemaakte wijzigingen op te slaan.


Geavanceerd

Klik op Geavanceerd om de instellingen eronder te tonen. De instellingen onder Geavanceerd zijn optioneel om in te vullen.


Blokkeer doormeldingen

Schuif het balkje naar rechts om doormeldingen voor de geselecteerde installatie te blokkeren. 


Einddatum blokkade

Klik aan de rechterkant op Kies datum om een einddatum en -tijd in te stellen voor de blokkade. 


Contactpersonen

Selecteer hier welke contactpersonen toegevoegd moeten worden aan de installatie of klik op + om een nieuwe contactpersoon toe te voegen. Installaties kunnen ook later aan een contactpersoon worden gekoppeld. Contactpersonen worden gebruikt voor het verzenden van werkorderstatustriggers, klik hier voor meer informatie.


Datum van ingebruikname

Klik aan de rechterkant op Kies datum. Selecteer de datum waarop de installatie in gebruik is genomen en klik op Ok.


Datum uitgebruikname

Klik aan de rechterkant op Kies datum. Selecteer de datum waarop de installatie uit gebruik is genomen en klik op Ok.


Tijdzone

Deze staat standaard ingesteld op Europe/Amsterdam. Klik op het pijltje aan de rechterkant om een andere tijdzone te kiezen of klik op Bepaal tijdzone met behulp van coördinaten, als er coördinaten zijn ingevuld voor de installatie.


Breedtegraad en lengtegraad

Klik op Gebruik locatie-coördinaten om de breedte- en lengtegraad in te stellen. Of gebruik de pijltjesknoppen om de breedte- en lengtegraad met één omhoog of omlaag bij te stellen.


Opslaan

Klik op Opslaan om de gemaakte wijzigingen op te slaan.


Afhankelijk van het geselecteerde installatietype verschijnen de onderstaande opties aan de rechterkant. Klik op een van de opties voor meer informatie.


Driver eigenschappen

Eigenschappen

Placeholders


Driver eigenschappen

Onder het uitklapmenu Driver eigenschappen staan de Driver eigenschappen waarvoor ingesteld is dat deze getoond worden in de installatie. 

Dit kan ingesteld worden onder Instellingen Installatietypes Instellingen Eigenschappen Driver eigenschappen


Eigenschappen

Onder het uitklapmenu Eigenschappen staan de eigenschappen van de installatie waarvoor ingesteld is dat deze getoond worden in de installatie.

Dit kan ingesteld worden onder Instellingen Installatietypes Instellingen Eigenschappen Aangepaste eigenschappen.


Placeholders

Placeholders kunnen gebruikt worden om benamingen van een installatie eenvoudig aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij een installatie die op verschillende locaties geplaatst wordt. Hierdoor ziet de gebruiker in de visualisatie, alarmen en variabelen de juiste benaming. Klik hier voor meer informatie over placeholders.


Om bestanden toe te voegen aan een installatie, opent u de installatielijst en klikt u bij de betreffende installatie op Installatie wijzigen.


Vorige | Volgende