In de tegel
Installatie-instellingen kunt u de gegevens van de installatie bekijken en aanpassen. De tegel is onderverdeeld in tabbladen, hieronder worden de opties van het tabblad
Algemeen toegelicht.
Actief
Als de installatie actief is, betekent dit dat de bijbehorende data opgehaald wordt in CARS. Als de installatie inactief is, wordt er geen data opgehaald in CARS. De installatie wordt dan in CARS weergegeven als Offline. Schuif het balkje naar rechts voor actief en naar links voor inactief.
Naam
Wijzig hier de naam van de installatie naar eigen keuze.
Locatie
Klik op het pijltje aan de rechterkant om een locatie uit de lijst te kiezen. Of klik op + om een nieuwe locatie toe te voegen. Ga naar Locatie toevoegen voor gedetailleerde informatie over het toevoegen van een nieuwe locatie.
Tags
Door tags toe te voegen aan installaties, kunt u uw installaties eenvoudig terugvinden door te filteren op deze tags. Klik op het pijltje aan de rechterkant om een tag uit de lijst te kiezen of klik op + om een zelfgekozen tag toe te voegen.
Opslaan
Klik op Opslaan om de gemaakte wijzigingen op te slaan.
|

|
Geavanceerd
Installatietype
Klik in het vak onder Installatietype op het pijltje aan de rechterkant. Selecteer in het dropdown menu het installatietype.
Installatietypes kunt u toevoegen en wijzigen onder Instellingen → Installatietypes.
Blokkeer doormeldingen
Schuif het balkje naar rechts om doormeldingen voor de geselecteerde installatie te blokkeren.
Einddatum blokkade
Klik aan de rechterkant op Kies datum om een einddatum en -tijd in te stellen voor de blokkade.
Datum van ingebruikname
Klik aan de rechterkant op Kies datum. Selecteer de datum waarop de installatie in gebruik is genomen en klik op Ok.
Datum uitgebruikname
Klik aan de rechterkant op Kies datum. Selecteer de datum waarop de installatie uit gebruik is genomen en klik op Ok.
Tijdzone
Deze staat standaard ingesteld op Europe/Amsterdam. Klik op het pijltje aan de rechterkant om een andere tijdszone te kiezen of klik op Bepaal tijdszone met behulp van coördinaten, als er coördinaten zijn ingevuld voor de installatie.
Breedtegraad en lengtegraad
Klik op Gebruik locatie-coördinaten om de breedte- en lengtegraad in te stellen. Of gebruik de pijltjesknoppen om de breedte- en lengtegraad met één omhoog of omlaag bij te stellen.
|

|
Eigenschappen
Onder het uitklapmenu Eigenschappen staan de eigenschappen van de installatie waarvoor ingesteld is dat deze getoond worden in de installatie.
Dit kan ingesteld worden onder Instellingen → Installatietypes → Instellingen → Eigenschappen → Aangepaste eigenschappen.
|
|
Placeholders toevoegen aan een installatietype
Placeholderbenaming wijzigen per installatie
← Vorige | Volgende →