Handleiding CARS

Parameter toegangsniveaus worden gebruikt om te bepalen wie parameters mag bekijken en/of wijzigen. Parameters zijn de instellingen van een installatie. U kunt deze instellingen via de bijbehorende tegel op de Procespagina bekijken en wijzigen.

Onder het tabblad Parameter toegangsniveaus van Gebruikersbeheer  kunnen parametertoegangsniveaus toegevoegd worden. Vervolgens kan onder het tabblad Rollen per rol ingesteld worden welke van deze parametertoegangsniveaus een gebruiker heeft.

Daarnaast kan bij het Installatietype per parameter ingesteld worden met welk parametertoegangsniveau een gebruiker deze parameter kan bekijken.

Parametertoegangsniveaus aanmaken

Volg de onderstaande stappen om parametertoegangsniveaus aan te maken.

1. Ga in het linkermenu naar Instellingen  en klik daaronder op Gebruikersbeheer.

2. Klik op het tabblad Parameter toegangsniveaus.

3. Klik rechtsboven op Toevoegen.

4. Vul een Naam in.

5. Schakel de schuifregelaar in onder Kan lezen en/of Kan schrijven.

6. Klik op Opslaan.

Voorbeeld

Hieronder vindt u een voorbeeld van een manier waarop u de parametertoegangsniveaus zou kunnen inrichten. 

Parametertoegang toekennen aan een rol

1. Ga in het linkermenu naar Instellingen  en klik daaronder op Gebruikersbeheer. 

2. Klik op het tabblad Rollen.

3. Klik op Wijzig rol achter de rol waaraan u de parametertoegang wilt toekennen.

4. Vink het vakje aan achter de toegangsniveaus die u wilt toekennen aan de rol.

5. Klik op Opslaan.

Parametertoegangsniveaus koppelen aan parameters

Bij de instellingen van een installatietype kan per parameter ingesteld worden met welk parametertoegangsniveau een gebruiker deze parameter kan bekijken. 

Ga naar het hoofdstuk Installatietypes voor gedetailleerde instructies.